Keramiek, h. 52 cm, ges. op voetstuk J. Maris
Dominicus draagt het witte kleed en de zwarte mantel van de orde der dominicanen die hij gesticht heeft.
Jac Maris heeft hem afgebeeld als een asceet met ingevallen wangen en diepliggende, schouwende ogen.
In die trant had hij hem ook getekend in de serie heiligenportretten die hij rond 1931 maakte voor kunsthandel Sier Uw Huis.
De heilige heeft een ster op het voorhoofd, een fakkel in de ene hand en een boek in de andere.
Volgens de vrome overlevering droomde zijn moeder kort voor zijn geboorte
dat ze het leven schonk aan een zwart-wit gevlekte hond die een fakkel in de bek had
waarmee heel de wereld in vuurgloed werd ontstoken: vandaar de fakkel en de zwart-witte kleding.
Bij het doopsel van Dominicus zag een vrouw een ster op zijn voorhoofd die heel de aarde verlichtte: vandaar de ster.
Het boek is het evangelie waaruit Dominicus predikte.
Mogelijk is het ook een herinnering aan de tekst die hij had geschreven tegen de ketters.
Dat geschrift werd door de ketters driemaal in het vuur geworpen, maar kwam er driemaal weer ongedeerd uit, aldus de Legenda Aurea van de dertiende-eeuwse hagiograaf Jacobus de Voragine.
We kennen een Dominicusbeeldje in kunststeen en verschillende exemplaren in keramiek.
Waarschijnlijk is die uit kunststeen van voor 1936 en zijn die in keramiek van na 1936 toen Maris een eigen oven bouwde.
In een brief van 1 october 1937 schrijft hij dat hij op dat moment geen beeldjes van Dominicus kon leveren.
Mogelijk waren toen de oudere kunststenen beeldjes op en begon hij vervolgens aan de beeldjes in keramiek, waarvan ons museum een exemplaar heeft.
Het glazuur op de mantel is ongelijkmatig van dikte en vertoont blaasjes, ongetwijfeld omdat de kunstenaar toen nog niet zoveel ervaring had met zijn oven.
Toch zal hij niet geheel ontevreden zijn geweest met het resultaat.
Hij wilde afstand nemen van de zoetelijke heiligenbeeldjes die overal te koop waren,
en met deze Dominicus, met zijn ingehouden expressie, bood hij een goed alternatief.
Maris zou later vele opdrachten krijgen van de orde der dominicanen. In 1949-1952 maakte hij muurreliëfs voor het Albertinum in Nijmegen, in 1951 beeldhouwwerken voor de Dorninicanenkerk in de Prof. Molkenboerstraat in Nijmegen en in Rijckholt in 1957-1960 een kruisweg voor de rectorale kerk der dominicanen en in 1959-1960 een madonna voor een veldkapelletje.
Hij dankte die opdrachten in belangrijke mate aan de waardering die pater Laurentius Teeuwen voor zijn werk had.
Die verbleef van 1945 tot 1954 als provinciaal overste van de orde in het Albertinum en vervolgens als rector in het klooster van Rijckholt.